Aardbevingen
Een aardbeving is een trilling of schoksgewijze beweging van een deel van de aardkorst. De aardkorst is langzaam in beweging door platentektoniek. Door bewegingen van onderdelen van de aardkorst kan zich spanning opbouwen langs breukzones. De grote wrijving op de breukvlakken voorkomt een geleidelijke beweging in de meeste gevallen. Als de spanning te hoog is opgelopen vindt in één keer een verplaatsing plaats langs een breuk waarbij er een aardbeving ontstaat. Hierbij wordt een (gedeelte van) de spanning ontladen.
Daarom komen aardbevingen in sommige gebieden ook met een zekere regelmaat voor. Dit is echter niet exact regelmatig genoeg om aardbevingen te kunnen voorspellen. Het nauwkeurig voorspellen van bevingen is vooralsnog niet mogelijk, wel zijn de risicogebieden bekend. Door het ontladen van spanning op één plek wordt vaak op andere nabijgelegen plekken door de verplaatsing tijdens de aardbeving juist extra spanning opgebouwd. Hierdoor ontstaan na een grote beving vaak meerdere naschokken.
GSHAP seismisch risico kaart (T. Hengl)
Waar komen aardbevingen voor?
De meeste aardbevingen komen voor in gebieden die veel tektonische activiteit vertonen. Meestal langs plaatgrenzen bij subductie en botsing van aardplaten, vulkanen en bij actieve breuken. Er komen echter ook aardbevingen voor die door de mens zijn veroorzaakt door winning van delfstoffen zoals gas. Recent onderzoek heeft uitgewezen dat ook fracken, een techniek voor het ontginnen van schaliegas, bevingen kan veroorzaken.
Ook in Nederland en België komen aardbevingen voor. De grootste oorzaak hiervan zijn verschillende breuken in het zuidoosten van Nederland en het noorden van België. Geologisch onderzoek heeft aangetoond dat een aardbeving van 7 in dit gebied niet onmogelijk is. Zo vond er bij Roermond (Nederland) op 13 april 1992 een aardbeving plaats van 5,8 op de schaal van Richter. In België vond in Zulzeke een aardbeving plaats van 5,6 in 1938. In 1692 vond in Verviers in België een aardbeving plaats met een geschatte sterkte van 6,3.
Enkele bekende aardbevingen uit de geschiedenis
- 1556 Shaanxi, China (8 op de schaal van Richter)
- 1700 Japan, en tsunami in de USA (9 op de schaal van Richter)
- 1755 Lissabon, Portugal, ook tsunami (9 op de schaal van Richter)
- 1906 San Francisco, USA (7,8 op de schaal van Richter)
- 1915 Avezzano, Italië (7,0 op de schaal van Richter)
- 1920 provincie Ningsia, China (7,8 op de schaal van Richter)
- 1923 Tokio, Japan (8,3 op de schaal van Richter)
- 1960 Chili (9,5 op de schaal van Richter)
- 1964 Prince William Sound, Alaska, USA (9,2 op de schaal van Richter)
- 1976 Tangshan, China (8,0 op de schaal van Richter)
- 1985 Michoacán, Mexico (8,1 op de schaal van Richter)
- 1988 Spitak, Armenië (7,2 op de schaal van Richter)
- 1995 Kobe, Japan (7,2 op de schaal van Richter)
- 1999 provincie Istanbul, Turkije (7,4 op de schaal van Richter)
- 2003 Bam, Iran (6,6 op de schaal van Richter)
- 2004 Indische Oceaan, tsunami (9,3 op de schaal van Richter)
- 2010 Port-au-Prince, Haïti (7,0 op de schaal van Richter)
- 2011 Sendai, Japan (9,0 op de schaal van Richter)
Sterkte
De plek aan de oppervlakte waar de aardbeving in de ondergrond het hevigst was wordt het epicentrum genoemd. Verder van het epicentrum dooft de aardbeving steeds verder uit. De sterkte van aardbevingen in het epicentrum wordt meestal weergegeven met de schaal van Richter. Dit is een logaritmische schaal van de hoeveelheid energie die vrijkomt bij een aardbeving. Bij een beving van bijvoorbeeld 5 op de schaal van Richter komt 10 keer zoveel energie vrij als bij een beving van 4 op de schaal van Richter. Bevingen van 3 zijn voelbaar, vanaf 5 kan er grote schade ontstaan, om nog maar te zwijgen van aardbevingen van 9 op de schaal van Richter. De hoeveelheid schade hangt niet alleen af van de sterkte van de beving, maar ook de diepte van de beving, de staat van de bouwwerken, en het soort sedimenten aan de oppervlakte.
Door sterke trillingen van de aardkorst kunnen gebouwen instorten en kunnen barsten in de grond ontstaan. Als de beving onder zee plaatsvindt, dan kan door de plotselinge verplaatsing van de waterkolom een tsunami (vloedgolf) ontstaan. Ook deze kan grote schade aanrichten in de kuststrook en veel slachtoffers eisen.
Het epicentrum kan worden bepaald met behulp van seismometers. Er worden door aardbevingen twee soorten golven veroorzaakt in de aardkost. De zogenaamde P-golven (primaire golven) zijn compressie golven die ongeveer zich met 6 km. per seconde voortplanten. De S-golven zijn transversaal en planten zich met 3,5 km. per seconde voort in de aardkorst. Door de verschillende snelheden van deze golven kan de afstand worden uitgerekend van de seismometer tot het epicentrum. Door gegevens van meerdere seismometers van verschillende locaties te combineren kan de exacte positie van het epicentrum worden bepaald.
Sterkte van aardbevingen en hun gevolgen
Hierbij geld dat de lichtste aardbevingen op de schaal van Richter zeer vaak voorkomen en de zwaarste aardbevingen maar eens in de zoveel jaar voorkomen.
- Kleiner dan 2,0 Komen vaak voor maar worden niet gevoeld door mensen
- 2,0 - 3,5 Worden nauwelijks gevoeld door mensen
- 3,5 - 5,0 Worden meestal gevoeld, maar nauwelijks schade
- 5,0 - 6,0 Matige aardbeving met lichte tot zware schade bouwwerken, afhankelijk van de staat
- 6,0 - 7,0 Zware aardbeving, grote schade aan bouwwerken
- 7,0 - 8,0 Zeer zware verwoestende aardbeving
- groter dan 8,0 Extreem zware aardbeving, zware verwoestingen in gro
Feedback
Doneer
Wij zijn geheel afhankelijk van donaties. Daarom vragen wij onze gebruikers ons te helpen.