48 miljoen jaar oude haaientand gevonden in Oud-Heverlee
Op 21 maart 2015 werd in Oud-Heverlee een 48 miljoen jaar oude tand van een uitgestorven haaiensoort gevonden. De vondst herinnert eraan dat de omgeving rond Leuven ooit een subtropische zee was, waar haaien vrij konden rondzwemmen.
Dit is vandaag de dag niet eenvoudig te zien, voornamelijk omdat tijdens de laatste ijstijd gletsjerpuin tot in de regio is komen aanwaaien. Dat materiaal heeft de veel oudere zand- en kleilagen bedekt met een doorgaans dikke mantel van leem en zandleem (löss). Aan de rand van de Dijlevallei is deze bedekking echter plaatselijk erg dun en komen de onderliggende zandpakketten nagenoeg aan de oppervlakte. Deze zandlagen zijn van mariene oorsprong, en bevatten soms resten van organismen die tientallen miljoenen jaren geleden leefden.
In de omgeving van het natuurgebied de Doode Bemde in Oud-Heverlee is het Regionaal Landschap Dijleland actief bezig met het de aanleg van houtkanten, ter bevordering van de biodiversiteit. De bodem is daar door de ondiepe aanwezigheid van oude mariene zanden vrij arm. Het is mede door de geringe landbouwwaarde van deze gronden, en omdat de Hertogen van Arenberg er graag een jachtgebied hadden, dat wandelaars vandaag kunnen genieten van het Heverleebos en Meerdaalwoud. Bij de voorbereidende werken voor de aanplant van een houtkant in een paardenwei, werd de bodem plaatselijk gefreesd, waarbij het oude zand weer aan de oppervlakte kwam. Bij een daaropvolgende controle van de afsluiting van de wei werd bij toeval de opmerkelijke tand gevonden.
De tand is enkele centimeter groot, met een bleekwitte kroon en een bruinige wortel. Bij nadere inspectie bleek de tand van een haai te zijn. De tand is afkomstig van een uitgestorven haaiensoort, de Striatolamia macrota. De tanden van deze soort lijken nog sterk op deze van de recente Zandtijgerhaai Carcharias taurus. Een echte viseter die tot 3 meter lang wordt en voorkomt langs de kusten van quasi alle tropische oceanen.
Kenmerkend voor de tanden van de fossiele soort zijn de zeer fijne groefjes of striaties die in lengterichting over het glazuur lopen, en waar het genus ook z’n naam aan dankt. De twee kleine zijspitsen zijn eveneens typisch. Centraal in de wortel loopt een kleine groef, het voedingskanaal. Het gaat om een tand uit de onderkaak, vooraan in de bek, en van een volwassen dier. Doordat haaien gedurende hun levensloop doorlopend tanden wisselen, en deze tanden best wel stevig zijn, worden ze wel vaker als fossiel aangetroffen.
Bij graafwerken in zandontginningen of op grote bouwwerven in de regio Brussel-Leuven worden fossiele haaientanden wel vaker gevonden, maar een vondst zoals deze aan het oppervlak is eerder uitzonderlijk. (foto: Carl Vanherck)
De tand werd vrijwel in situ gevonden, dit wil zeggen in de oorspronkelijke zandlaag. Dat laat toe een vrij nauwkeurige ouderdom van de haaientand te geven, namelijk 48 miljoen jaar oud. In die periode waren de dinosauriërs al uitgestorven, moesten de eerste primitieve zeezoogdieren nog aan hun opmars beginnen, en was er van de voorloper van de mens nog lang geen sprake. De zandlaag die men de Zanden van Brussel noemt, werd afgezet op de bodem van een ondiepe warme zee, die een groot deel van Vlaanderen overdekte. Naast haaientanden worden in deze zanden ook veel graafgangen en schelpen gevonden. Plaatselijk zijn door verkiezeling zandsteenlagen en -concreties gevormd, en die vinden we ook terug op de plaats waar de vondst is gedaan. In deze concreties vinden we vele afdrukken van kleine schelpjes, alsook sporenfossielen: graafgangen van garnaaltjes. Vondsten als deze werpen een blik op de zeer oude geschiedenis, toen in Oud-Heverlee haaien vrij konden rondzwemmen in een ondiepe subtropische zee, vele miljoenen jaren voor de intrede van de mens in het landschap.
Frederik Lerouge, Carl Vanherck, & Stijn Goolaerts
Feedback
Doneer
Wij zijn geheel afhankelijk van donaties. Daarom vragen wij onze gebruikers ons te helpen.